entrecote
- en·tre·co·te
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘stuk vlees van tussen de ribben’ voor het eerst aangetroffen in 1910 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | entrecote | entrecotes |
verkleinwoord | entrecoteje | entrecotejes |
- (voeding) stuk rundvlees van tussen de ribben lijkend op biefstuk. Het van de dunne lende gesneden vlees is zeer zacht en extra smakelijk doordat het gemarmerd is (wat wil zeggen dat er kleine vetadertjes door het vlees lopen) en het een vetrandje heeft. Entrecote met haas en been noemen we een T-bone. Beide worden rosé gegeten, dus net niet helemaal gaar binnenin.
- Het woord entrecote staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "entrecote" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "entrecote" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ entrecote op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be