Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cham·pig·non·saus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord champignonsaus champignonsausen
champignonsauzen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de champignonsausv / m

  1. (voeding) dikke, vloeibare substantie gemaakt van witte, eetbare paddenstoelen Agaricus bisporus  
     Als hoofdgerechten aan de ene kant goed gegaarde lamsbout waarbij aardappel en champignonsaus en gesmolten kaas.[2]
     Als hoofdgerechten aan beide kanten pekingeend met champignonsaus, separaat in kommetjes.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Dirk de Moor
    “Nikos, een waar Grieks familierestaurant” (05-10-2015), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Dirk de Moor
    “New China domineert het plein” (11-01-2017), Tubantia