wik
iw
wr
d
inbw
k
 
  • car·tou·che
  • van Frans cartouche, in de betekenis van ‘omlijsting met rolwerk’ aangetroffen vanaf 1653 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord cartouche cartouches
verkleinwoord cartoucheje cartouchejes

de cartouchev / m

  1. omlijst schild met tekst of een wapen op een kaart of gebouw
  2. papieren huls om het gedeelte van een kogel dat met kruit omhuld word
  3. rolletje munten van dezelfde soort
  4. (egyptologie) een bijzonder determinatief in de vorm van een ovaal met een eindstreep waarbinnen de naam van een koning geschreven wordt
75 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]