capa

  1. genitief enkelvoud van cap
  2. accusatief enkelvoud van cap


  • ca·pa

capa

  1. genitief enkelvoud van cap
  2. accusatief enkelvoud van cap


  • ca·pa
enkelvoud meervoud
capa capas

capa v

  1. (kleding) cape, mantel
  2. laag, film, laagje
  3. voorwendsel


  • [A] IPA: /kapa/
  • [B, C] IPA: /tsapa/
  • ca·pa

[A]

capa v

  1. (kleding) mantel gebruikt door stierenvechters


[B]

capa v

  1. (zoötomie) onderpoot van zoogdieren
[C]

capa

  1. genitief enkelvoud van cap
  2. accusatief enkelvoud van cap