• burn-out
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘oververmoeidheid door stress’ voor het eerst aangetroffen in 1994 [1]
  • (samenkoppeling) van het Engelse burn en out [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord burn-out burn-outs
verkleinwoord - -

burn-out m o

  1. (psychologie) (medisch) het gevoel opgebrand te zijn, geen energie of motivatie meer vinden als gevolg van langdurig te hoge werkdruk
    • laagopgeleide jongeren hebben vaakst burn-out [3] 
    • 'Werkgevers doen weinig om herhaling burn-out werknemer te voorkomen' [4] 
    • “Een burn-out wijst erop dat je al te lang iets doet waar je ongelukkig van wordt” [5] 
     Veel mensen gaan na een crisis of burn-out een pelgrimstocht of lange trail lopen. Ik ben ervan overtuigd dat lopen, alleen zijn en afstand nemen heel erg kan helpen bij het verwerken van verlies en om weer geestelijk gezond te worden.[6]
96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[7]