• buks
[A]+[B] enkelvoud meervoud
naamwoord buks buksen
verkleinwoord buksje buksjes

[A] de buksv / m

  1. zwaar soort geweer
    • In de schietsport wordt nog wel met buksen geschoten. 

[B] de buksm

  1. (plantkunde) benaming voor bomen uit het geslacht Buxus sp.   uit de buxusfamilie
89 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[6]