Nederlands

 
Uitspraak
Woordafbreking
  • lucht·buks
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord luchtbuks luchtbuksen
verkleinwoord luchtbuksje luchtbuksjes

Zelfstandig naamwoord

de luchtbuksv / m

  1. geweer waarmee men door samengeperste lucht een kogel kan wegschieten
     In de Duitse plaats Lingen, veertig kilometer over de grens bij Oldenzaal, heeft een man van grote afstand met een luchtbuks op vluchtelingen bij een opvangcentrum geschoten. Twee migranten die buiten stonden, raakten gewond. Het gaat om een meisje van 5 uit Macedonië en een jongen van 18 uit Syrië.[1]
     Een 22-jarige vrouw uit Purmerend heeft met een luchtbuks op een aantal jongeren geschoten. Volgens de vrouw veroorzaakte de groep geluidsoverlast.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Duitser schiet met luchtbuks op vluchtelingen” (Maandag 13 juni 2016, 16:32), NOS
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Vrouw beschiet muziek luisterende jongeren met luchtbuks” (Zondag 19 juni 2016, 15:30), NOS