Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jacht·ge·weer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jachtgeweer jachtgeweren
verkleinwoord jachtgeweertje jachtgeweertjes

Zelfstandig naamwoord

het jachtgeweero

  1. (jachttaal) geweer dat voor de jacht op wild wordt gebruikt
     In Cetinje, de voormalige hoofdstad van Montenegro, heeft een 34-jarige man elf mensen doodgeschoten. De schutter ging na een familieruzie met een jachtgeweer naar buiten en schoot op straat op willekeurige mensen, melden Montenegrijnse media. Onder de dodelijke slachtoffers zouden ook kinderen zijn.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044640496
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be