buiten werking stellen

  • bui·ten wer·king stel·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
buiten werking stellen
stelde buiten werking
buiten werking gesteld
zwak -d volledig

buiten werking stellen

  1. overgankelijk in een toestand brengen waarin het voor een langere tijd niet meer functioneert
     De metro is na het incident buiten werking gesteld en grondig schoongemaakt.[2]
  2. overgankelijk (juridisch) de geldingskracht laten verliezen
     In de pogingen van westerse overheden om de economie draaiende te houden lijkt alles geoorloofd. Regels worden buiten werking gesteld, in rap tempo groeit de rol van de overheid in de economie.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Marcel van Roosmalen
    “We verliezen : Het is niet Covid-19 dat me angst aanjaagt, het is de gekte.” (12 maart 2020) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Mark Beunderman
    “Taboes overboord in economische ‘oorlog’ tegen het virus” op nrc.nl