schorsen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schor·sen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘uitstellen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1300 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schorsen |
schorste |
geschorst |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
schorsen
- overgankelijk voorlopig of tijdelijk verbieden een functie uit te voeren
- Hij werd geschorst voor twee weken.
- overgankelijk (een vergadering of rechtszitting) tijdelijk onderbreken
- Het beraad is geschorst tot woensdagmiddag, volgens vice-premier Remkes uit piëteit voor de koninklijke familie.
Synoniemen
- [2] onderbreken
Verwante begrippen
- [1] tijdelijk ontslaan
- [2] staken, uitstellen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. voorlopig of tijdelijk verbieden een functie uit te voeren
2. tijdelijk onderbreken
Zelfstandig naamwoord
de schorsen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord schors
Gangbaarheid
- Het woord schorsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schorsen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "schorsen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be