buikig
- bui·kig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | buikig | buikiger | buikigst |
verbogen | buikige | buikigere | buikigste |
partitief | buikigs | buikigers | - |
buikig [1]
- lijkend op een buik, buikvormig
- zwaarlijvig, dik
- Het woord buikig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "buikig" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be