buikdans
- buik·dans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buikdans | buikdansen |
verkleinwoord | buikdansje | buikdansjes |
de buikdans m
- (dans) een dansvorm afkomstig uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika waarbij de verschillende lichaamsdelen (heupen en buik) veelal onafhankelijk van elkaar bewegen
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord
vervoeging van |
---|
buikdansen |
buikdans
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van buikdansen
- Ik buikdans.
- gebiedende wijs van buikdansen
- Buikdans!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van buikdansen
- Buikdans je?
- Als ik buikdans, voel ik me ook ongelofelijk zelfverzekerd. [2]
- Het woord buikdans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "buikdans" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Ramon, L.geciteerd in:Degezelle, C.“Maar ik kan nog veel bijleren” (24 maart 2015) op website Het Laatste Nieusw: hln.be; geraadpleegd 2017-10-21
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be