Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bub·bel·bad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bubbelbad bubbelbaden
verkleinwoord bubbelbadje bubbelbadjes

Zelfstandig naamwoord

het bubbelbado

  1. een bad dat vaak verwarmd wordt tot lichaamstemperatuur en waarin bellen worden gevormd om een ontspannend gevoel te geven
     Jij denkt toch niet dat ik in een bubbelbad op de Veluwe ga liggen terwijl jij in Maastricht wordt gemanipuleerd?[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen