brugpieper
- Geluid: brugpieper (hulp, bestand)
- brug·pie·per
- samenstelling van brug en pieper [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brugpieper | brugpiepers |
verkleinwoord | brugpiepertje | brugpiepertjes |
de brugpieper m
- (onderwijs) (spottend) iemand die in de brugklas zit, een brugklasser
- Het woord brugpieper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.