1. tropisch oerwoud
  • brous·se
enkelvoud meervoud
naamwoord brousse brousses
verkleinwoord - -

de broussev / m

  1. tropisch oerwoud
    • De mug die de aanslag overleefde was de mug die toevallig met een net iets beter genetisch gestel geboren was; elke nieuwe generatie was een upgrade van de vorige, een beetje bestendiger tegen deze of gene chemische aanval. De rijke blanke en zijn patriarchale hulp in de brousse leverde vooral een onverwoestbare vampier op. [1]
    • Op sommige plaatsen was de brousse zwartgeblakerd, kaalgebrand door de bevolking om nieuwe akkertjes te kunnen beginnen. [2]
32 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[3]


brousse v

  1. (spreektaal) rimboe, jungle [1]