Nederlands

 
Oerwoud van een regenwoud in Nieuw-Zeeland
Uitspraak
Woordafbreking
  • rim·boe
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Indonesisch, in de betekenis van ‘wildernis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1875 [1]
  • Ontleend aan Maleis rimbu ‘wildernis’ [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord rimboe rimboes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de rimboev / m

  1. ontoegankelijke wildernis
    • Bij Maso komen papieren grootheden als Theo Middelkamp, Gerrit Schulte en de broers van Schendel tot leven - en Wim van Est ontbreekt natuurlijk ook niet. Het is niet alleen Tour wat de klok slaat: ook vertelt hij over de eerste Ronde van Nederland (1948) waarin de kopgroep een zijweg werd opgeleid, diep in de ‘Overijsselse rimboe’ (zo noemde men dat toen), mogelijk als wraak van de strenggelovige lokale bevolking voor het doorbreken van de zondagsrust. Nederland heeft de gele trui is van alles, maar ook een cultuurgeschiedenis van een inmiddels weggeblazen Nederland. [3] 
  2. oerwoud
    • In 1790 nam John Gabriel Stedman, soldaat van de Schotse Brigade, deel aan een strafexpeditie tegen rebellerende slaven in de binnenlanden van de toenmalige kolonie Suriname. De jacht op de opstandelingen voerde de manschappen dwars door de moeilijk doordringbare rimboe. Het was een tocht vol ontberingen en velen werden ziek, maar niet alleen daarom verloor Stedman zijn enthousiasme voor deze onderneming. Wat hem meer bezighield was de vraag hoe het met Joanna ging, een jonge slavin die hij in Paramaribo had ontmoet en met wie hij een verhouding begon. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen