• Afkomstig van het Latijnse woord frater en het Giekse woord phrater.

bror g

  1. (familie) broer
    «Min bror har en ung kat.»
    Mijn broer heeft een jonge kat.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bror     broren     brødre     brødrene  
genitief   brors     brorens     brødres     brødrenes  


  • bror
  • Afkomstig van het Latijnse woord frater en het Griekse woord phrater.

bror m

  1. (familie) broer
    «Min bror har kjøpt en ny bil.»
    Mijn broer heeft een nieuwe auto gekocht.
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bror     broren     brødre     brødrene  
genitief   brors     brorens     brødres     brødrenes  


  • bror

bror m

  1. (familie) broer
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bror     broren     brør     brørne  
genitief   brors         brørs        


  • bror
  • Afkomstig van het Latijnse woord frater en het Griekse woord phrater.

bror g

  1. (familie) broer
    «Min bror tar aldrig taxi.»
    Mijn broer neemt nooit taxi's.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bror     brodern     bröder     bröderna  
genitief   brors     broderns     bröders     brödernas