• tvil·ling·bror

tvillingbror m

  1. (familie) tweelingbroer
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   tvillingbror     tvillingbroren     tvillingbrødre     tvillingbrødrene  
genitief   tvillingbrors     tvillingbrorens     tvillingbrødres     tvillingbrødrenes  


  • tvil·ling·bror

tvillingbror m

  1. (familie) tweelingbroer
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   tvillingbror     tvillingbroren     tvillingbrør     tvillingbrørne  
genitief   tvillingbrors     tvillingbrorens     tvillingbrørs     tvillingbrørnes