brijn
Niet te verwarren met: brein |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- brijn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brijn | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het brijn o
- zout water
- ▸ De molen dikt het afvalwater in tot brijn, een zoutconcentraat.[3]
Synoniemen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
brijnen |
brijn
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brijnen
- Ik brijn.
- gebiedende wijs van brijnen
- Brijn!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brijnen
- Brijn je?
Gangbaarheid
- Het woord 'brijn' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "brijn" herkend door:
13 % | van de Nederlanders; |
17 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ brijn op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Miriam Vijge“Water tappen uit de lucht” (6 november 2010) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be