brigade
- bri·ga·de
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘eenheid van bataljons en afdelingen’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brigade | brigaden brigades |
verkleinwoord | brigadetje | brigadetjes |
- (militair) legereenheid van 3000 tot 4000 man, verdeeld in een aantal bataljons met aan het hoofd een brigadegeneraal
- De Nederlandse landmacht heeft drie brigades.
- groep mensen met een bepaalde opdracht
- Zullen we ons opgeven voor de keukenbrigade van het hotel?
- formulierenbrigade, moederbrigade, moordbrigade, narcoticabrigade, reddingbrigade, reddingsbrigade, rellenbrigade, rollatorbrigade, schoolbrigade, spataderbrigade, versoepelbrigade, zelfmoordbrigade
- Het woord brigade staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "brigade" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "brigade" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ brigade op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be