Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brand·muur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brandmuur brandmuren
verkleinwoord brandmuurtje brandmuurtjes

Zelfstandig naamwoord

de brandmuurm

  1. (bouwkunde) een brandwerende muur tussen twee gebouwen of delen van gebouwen
     De brand is onder controle. Er is een brandmuur in het gebouw die verdere verspreiding van het vuur tegenhoudt.[2]
  1. (figuurlijk) een onneembare afscheiding
     Kemmerich kreeg op de persconferentie na zijn uitverkiezing kritische vragen over de steun van de AfD, waarop hij zich van die partij distantieerde. "Ik ben anti-AfD en anti-Höcke (omstreden leider van AfD in Thüringen, red.). De brandmuur naar rechts blijft overeind."[3]
     Minister De Jager noemt het fonds van bijna "één biljoen dollar" een "geloofwaardige brandmuur in de strijd tegen de schuldencrisis". Voor de probleemlanden betekent het niet dat de hervomingen en bezuinigingen minder urgent zijn. "Het moet niet zo zijn dat een verhoogd noodfonds leidt tot een verminderde inspanning", zegt De Jager.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Brand op industrieterrein in Eindhoven” (Maandag 21 september 2015, 12:16), NOS
  3.   Weblink bron “Deelstaat Thüringen krijgt onverwachte nieuwe premier, met hulp van de AfD” (Woensdag 5 februari 2020, 17:31), NOS
  4.   Weblink bron “Europees noodfonds naar 800 mrd” (Vrijdag 30 maart 2012, 14:41), NOS