brandblussing
- Geluid: brandblussing (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbrɑndblʏsɪŋ / (3 lettergrepen)
- brand·blus·sing
- oorspronkelijk samenstellende afleiding van brand (zelfstandig naamwoord), blussen (werkwoord) met het achtervoegsel -ing; tegenwoordig ook op te vatten als afgeleid van brandblussen met het achtervoegsel -ing [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brandblussing | brandblussingen |
verkleinwoord | - | - |
de brandblussing v
- doven van schadelijk vuur
- Vrijwel alle passagiers hadden kunnen worden gered als de brandblussing eerder was begonnen. [2]
- Het woord 'brandblussing' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "Vliegtuig brandveiliger" in: Nieuwsblad van het Noorden jrg.102 nr. 60 (14 maart 1989); p. 6 kol. 7; geraadpleegd 2017-10-18