• brand·blus·sin·gen

de brandblussingenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord brandblussing
    • Hoogtepunt van de middag had een partijtje spuitvoetbal moeten worden. De Nieuwe Dockumer Courant legt uit wat dat is. „Bij een dergelijke voetbalwedstrijd worden twee spuiten van de brandweer aangesloten op waterputten die normaliter gebruikt worden voor brandblussingen." [1]