brandblusapparaat

Nederlands

 
brandblusapparaat
Uitspraak
Woordafbreking
  • brand·blus·ap·pa·raat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brandblusapparaat brandblusapparaten
verkleinwoord brandblusapparaatje brandblusapparaatjes

Zelfstandig naamwoord

het brandblusapparaato

  1. toestel dat men gebruikt voor het blussen van een beginnende brand
     In deze chaos pak ik zonder na te denken het brandblusapparaat dat aan een van de pilaren hangt, trek de pin eruit, richt de spuitmond op de vijand die nu overal om ons heen is, druk de handgreep in en schreeuw angstaanjagend, terwijl ik de hele verdieping benevel en we elkaar in het fijne witte poeder uit het oog verliezen.[2]
     Amare Stoudemire mist donderdag de derde wedstrijd in de play-offs tussen zijn club New York Knicks en Miami Heat. De forward sloeg na de tweede opeenvolgende nederlaag bij de Heat uit frustratie een veiligheidsruitje van een brandblusapparaat stuk.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  3.   Weblink bron “Philadelphia 76ers naast Chicago” (02-05-2012), NOS