Nederlands

 
Uitspraak
Woordafbreking
  • braak·nei·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord braakneiging braakneigingen
verkleinwoord braakneiginkje braakneiginkjes

Zelfstandig naamwoord

de braakneigingv

  1. (medisch) gevoel dat men moet overgeven
     Ernst probeerde het met zijn nagels van tong en gehemelte te krabben, maar zogauw ook maar een vingertop voorbij zijn lippen kwam, kreeg hij al braakneigingen, en dat mocht niet.[2]
     Het meisje zat op de bank in haar huis in Aldershot toen moeder Laura Arber nog net op tijd haar vinger in de mond van haar dochter kon steken. Dat veroorzaakte een braakneiging waardoor de kipnugget loskwam. ,,Er zat een mondmasker in’’, zegt moeder Laura tegen de BBC.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  3.   Weblink bron “Moeder redt dochter (6) van verstikkingsdood: in kipnugget van McDonald’s zit meegebakken mondkapje” (05-08-2020), Tubantia