Nederlands

 
Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·plaat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwplaat bouwplaten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bouwplaatv / m

  1. tekening op papier of karton waarmee men 3D objecten kan maken door knippen en plakken
  2. een plaatvormig materiaal waarmee men kan bouwen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen