Rood bosvogeltje (Cephalanthera rubra)
  • (IPA in voorbereiding)
  • bos·vo·gel·tje

hetbosvogeltjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bosvogel
enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord bosvogeltje bosvogeltjes