bosbok
- (IPA in voorbereiding)
- bos·bok
- samenstelling van bos zn en bok zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bosbok | bosbokken |
verkleinwoord | bosbokje | bosbokjes |
de bosbok m
- (evenhoevigen) Tragelaphus scriptus een middelgrote antilope die voorkomt in bossen en struikgebieden in centraal en zuidelijk Afrika. De bosbok is nauw verwant aan de sitatoenga en de bongo. Het is een algemene soort, die zich vrij goed kan aanpassen aan veranderende omstandigheden
- koedoe, runderen, holhoornigen, herkauwers, evenhoevigen, zoogdieren, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
- Het woord 'bosbok' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.