• boor·ap·pa·raat
enkelvoud meervoud
naamwoord boorapparaat boorapparaten
verkleinwoord - -

het boorapparaato

  1. (gereedschap) toestel om gaten te maken in stevig materiaal met een kleine ronde beitel die snel ronddraait
     Het boorapparaat werd in werkelijkheid aangedreven door menselijke spierkracht.[1]
     Hij mag graag uitweiden over de kunst van het behangen en over de voordelen van het traploze boorapparaat.[2]
  1.   Weblink bron
    B.P.A. Gales & J.P. Smits
    2 Een Nederlands scheppingsverhaal in:
    J.W. Schot e.a. (red.)
    Techniek in Nederland in de twintigste eeuw. Deel 2. Delfstoffen, energie, chemie. (2000), Stichting Historie der Techniek, Eindhoven / Walburg Pers, Zutphen, ISBN 9057300648, p. 34
  2.   Weblink bron
    Dick Wittenberg
    “Terry, de goeiige broer van kleine John” (26 augustus 1994) op nrc.nl