bijeenkomst van bolsjewieken
  • bol·sje·wiek
  • Leenwoord uit het Russisch, in de betekenis van ‘aanhanger van het Russische communisme’ voor het eerst aangetroffen in 1918 [1]
  • uit het Russisch [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord bolsjewiek bolsjewieken
verkleinwoord

de bolsjewiekm [3]

  1. (politiek) lid van een factie van de marxistische Russische Sociaaldemocratische Arbeiderspartij (RSDAP) die zich afsplitsten van de mensjewistische factie bij het Tweede Partijcongres in 1903
    • Na afloop van zo’n illegale actie worden Zulajka en Moertaza door zo’n brigade aangehouden, waarbij de zich verwerende Moertaza door de leider van die woeste troep, Ignatov, wordt doodgeschoten. Vanaf dat moment breekt de hel los. De boeren in het dorp worden als koelakken - door de bolsjewieken verketterde ‘herenboeren’ - gearresteerd en naar Siberië gedeporteerd. Op de minaret van de moskee wappert in het vervolg de rode vlag. Alles wat aan Allah herinnert wordt vernietigd.[4] 
     Als het om de plunderingen van de bolsjewieken aan de overkant van de Oostzee ging was de eensgezindheid uiteraard groot. Ieder fatsoenlijk mens had achter Finland gestaan zolang de oorlog duurde.[5]
     Waarschijnlijk was het helemaal niet terecht geweest dat hij de twee Duitse schrijvers had vervloekt die om een of andere reden niet samen in het Grand Hotel in Saltsjôbaden wilden verblijven, zodat een van hen, helaas de bolsjewiek en niet de Nobelprijswinnaar, bij hen thuis in Villa Bellevue moest logeren.[5]
91 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[6]