bollard
- bol·lard
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bollard | bollards |
verkleinwoord | - | - |
- (verkeer) stevige paaltje om auto's te weren dat in het wegdek kan verzinken op momenten dat toegang voor een auto wel gewenst is
- ▸ Je hebt sluipverkeer en je hebt kruipverkeer. Degenen die tot deze laatste categorie weggebruikers behoren, maken er een sport van om tussen paaltjes en bollards in het centrum van Enschede door te manoeuvreren om zo alsnog ‘na sluitingstijd’ het winkelerf binnen te kruipen. Luttele minuten nadat iemand merkt dat een bollard - u weet wel zo’n paaltje dat op en neer gaat - even defect is, weet heel Enschede dat en stormt iedereen daar de binnenstad binnen. (…) De bollard in de Hengelosestraat heeft ook al een bewogen leven achter de rug.[1]
- Het woord bollard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Bollard staat voor paal” (20 juni 2009) op tubantia.nl
- van Middelengels bollard
enkelvoud | meervoud |
---|---|
bollard | bollards |
bollard
- (scheepvaart) bolder, stevige klamp op kade, steiger of boot
- (verkeer) stevig uitgevoerd paaltje om auto's te weren
-
1. A mooring bollard.
-
2. A traffic bollard.
- [1] Frans: bollard
- [2] Nederlands: bollard
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
bollard | le bollard | bollards | les bollards |
bollard m
- (scheepvaart): bolder, stevige klamp op kade, steiger of boot