1. beoefenaar van de sport bodybuilding
  • bo·dy·buil·der
enkelvoud meervoud
naamwoord bodybuilder bodybuilders
verkleinwoord

de bodybuilderm

  1. (sport) beoefenaar van bodybuilding, waarbij het de bedoeling is om door middel van krachttraining en dieet het lichaam te ontwikkelen en fraaier te maken
    • Overigens is de BMI geen zaligmakende maatstaf om overgewicht te meten, zegt internist en hoogleraar Liesbeth van Rossum, hoofd van het centrum Gezond Gewicht in Rotterdam. Sommige mensen hebben een gezond BMI (20 tot 25) maar te veel buikvet. „En dat is het slechte vet, dat zorgt voor een verhoogd risico op aderverkalking en suikerziekte, en een negatief effect op je stofwisseling en stemming. ” Omgekeerd hebben sommige mensen met veel spieren en weinig vet (zoals bodybuilders) juist een te hoog BMI. [1] 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. NRC Mirjam Remie 20 oktober 2016
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈbɒ.diˌbɪl.də/ (VK); /ˈbɑː.diˌbɪl.dɚ (VS)
  • bo·dy·buil·der
enkelvoud meervoud
bodybuilder bodybuilders

bodybuilder

  1. (sport) bodybuilder


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  bodybuilder     le bodybuilder     bodybuilders     les bodybuilders  

bodybuilder m

  1. (sport) bodybuilder