bodybuilder
- Geluid: bodybuilder (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbɔdiˌbɪldər / (4 lettergrepen)
- bo·dy·buil·der
- van Engels bodybuilder; op te vatten als afgeleid van bodybuilden met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bodybuilder | bodybuilders |
verkleinwoord |
de bodybuilder m
- (sport) beoefenaar van bodybuilding, waarbij het de bedoeling is om door middel van krachttraining en dieet het lichaam te ontwikkelen en fraaier te maken
- Overigens is de BMI geen zaligmakende maatstaf om overgewicht te meten, zegt internist en hoogleraar Liesbeth van Rossum, hoofd van het centrum Gezond Gewicht in Rotterdam. Sommige mensen hebben een gezond BMI (20 tot 25) maar te veel buikvet. „En dat is het slechte vet, dat zorgt voor een verhoogd risico op aderverkalking en suikerziekte, en een negatief effect op je stofwisseling en stemming. ” Omgekeerd hebben sommige mensen met veel spieren en weinig vet (zoals bodybuilders) juist een te hoog BMI. [1]
- Het woord bodybuilder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bodybuilder" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ NRC Mirjam Remie 20 oktober 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- bo·dy·buil·der
- samenstelling van body zn en builder zn
enkelvoud | meervoud |
---|---|
bodybuilder | bodybuilders |
bodybuilder
- Leenwoord uit het Engels
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
bodybuilder | le bodybuilder | bodybuilders | les bodybuilders |
bodybuilder m