• buil·der
vervoeging van
builderen

builder

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van builderen
    • Ik builder. 
  2. gebiedende wijs van builderen
    • Builder! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van builderen
    • Builder je? 


enkelvoud meervoud
builder builders

builder

  1. bouwer