• bloe·mig
  • afleiding van bloem met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bloemig bloemiger bloemigst
verbogen bloemige bloemigere bloemigste
partitief bloemigs bloemigers -

bloemig [1]

  1. droog en smakeloos zoas fijn gemalen graan smaakt
    • Maar de soep valt tegen, een bindmiddel drijft erin rond en maakt het bloemig. De knoflook verschuilt zich in verdrietige eenzaamheid. [2] 
    • Testoordeel: laat punten liggen qua vulling: veel vlees, maar bloemig van smaak en geel gekleurde ragout. [3] 
  2. lijkend op een bloem
    • Bella Hadid (19), het jongere zusje van model Gigi Hadid (21), heeft een gewaagde shoot gedaan voor de Franse editie van Vogue. Op het eerste gezicht lijkt het om een brave shoot te gaan, maar schijn bedriegt, want wie de pagina's binnenin het blad openslaat zal Bella aantreffen in een bloemig evakostuum. [4] 
96 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]