• bloed·blaar
enkelvoud meervoud
naamwoord bloedblaar bloedblaren
verkleinwoord

de bloedblaarv / m

  1. een holte in of onder de opperhuid, waarin bloed zit
    • De behandeling begint met ontsmetten. Van de Brug: “Het is soms niet aangenaam wat er uit een schoen tevoorschijn komt.” Hele vieze voeten worden met alcohol gewassen. Meestal volstaat deppen met een Betadine-oplossing. Daar zit jodium in als actief bestanddeel. Daarna prikken. Op de grens van de dode en levende huid, zegt Van de Brug. En tweemaal prikken met een steriel pennetje, zeggen beiden, aan tegenoverliggende zijden van de blaar. Steriele prikkers voor eenmalig gebruik zijn, per stuk verpakt, te koop bij de drogist. Maar een naald in de vlam voldoet als huisalternatief. Daarna het vocht er uit rollen met een wattenstokje met een desinfecterend middel. De huid laten zitten. Die twee gaatjes - opzettelijk toegebrachte wonden - zijn al erg genoeg. De dunne huid eronder is kwetsbaar, en infecties zijn niet denkbeeldig. Bloedblaren worden in Apeldoorn niet tweemaal geprikt en leeggedrukt, maar eenmaal aangeprikt met een injectiespuitje en dan leeggezogen.[2]