Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • blauw git·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord blauw gitje blauwe gitjes

Zelfstandig naamwoord

het blauw gitjeo dim. tant.

  1. (tweevleugeligen) Cheilosia cynocephala   een vliegensoort uit de familie van de zweefvliegen (Syrphidae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1840 door de Duitse entomoloog Hermann Loew
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie