blauw-wit

Niet te verwarren met: blauwwit, Blauw-Wit

Nederlands

1. Op de voorgrond een speler in een blauw-wit shirt.

Uitspraak

• Geluid:  blauw-wit    (hulp, bestand)
• IPA: / blɑuˈwɪt / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• blauw·wit

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  blauw bn  en  wit bn 
  De kleuren zijn hier gelijkwaardige elementen, "wit-blauw" zou eenzelfde betekenis hebben. Daarom wordt het woord volgen spellingregel 6.D geschreven met een koppelteken. Er is vaak verwarring met "blauwwit" wat een bepaalde tint wit aangeeft. In dat woord is een verwisseling van de kleuren niet goed mogelijk is.

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	blauw-wit	blauw-witter	blauw-witst
verbogen	blauw-witte	blauw-wittere	blauw-witste
partitief	blauw-wits	blauw-witters	-

Bijvoeglijk naamwoord

blauw-wit

1. gekleurd in een patroon van witte en blauwe vlakken

   • Als je tot in detail gaat ontleden wat we daar eigenlijk staan te doen, kijkend naar een paar uitzendkrachten in een blauw-wit gestreept shirt, kom je zonder twijfel tot de conclusie dat je je tijd beter kunt besteden. 
   • Een lang blauw-wit zijden schort (de kleuren van de Beierse vlag) en opgestoken haar maken het geheel compleet. 

2. (figuurlijk) betrekking hebbend op sportvereniging, land of andere verband met een vlag, embleem of tenue dat blauw en wit gekleurd is

   • Liefst negen (oud-)Mercuriusleden gaven gisteren acte de presence bij de Cerbeus Crossduathlon in Groesbeek. 7 kilometer lopen, 20 kilometer fietsen en nog eens 3,5 km lopen, dat alles off-road. Op verschillende onderdelen was er blauw-wit succes! 

1. Het karakteristieke blauw-wit van Beieren.

Zelfstandig naamwoord

het blauw-wit o

1. vlag, tenue of ander voorwerp met zowel witte als blauwe vlakken

   • Om te bewijzen dat de CSU geen alleenrecht op Beieren heeft, verschijnt op SPD-posters het Beierse blauw-wit naast de rode partijkleur. 

Gangbaarheid

• Het woord blauw-wit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.