black-out
- black-out
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘tijdelijk verlies van bewustzijn’ voor het eerst aangetroffen in 1951 [1]
- samenstelling uit het Engels van black en out
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | black-out | black-outs |
verkleinwoord |
- tijdelijke verlies van bewustzijn
- Het auto-ongeval was veroorzaakt door een chauffeur die een black-out kreeg.
- tijdelijk verlies van verstandelijke capaciteiten
- Ik was zo zenuwachtig voor mijn examen dat ik een black-out kreeg en alle vragen verkeerd beantwoordde.
vervoeging van |
---|
black-outen |
black-out
- enkelvoud tegenwoordige tijd van black-outen
- gebiedende wijs van black-outen
- Het woord black-out staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "black-out" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "black-out" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be