blaasbalg
- blaas·balg
- In de betekenis van ‘aanjager van vuur’ voor het eerst aangetroffen in 1286 [1]
- samenstelling van blaas ww en balg [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blaasbalg | blaasbalgen |
verkleinwoord | blaasbalgje | blaasbalgjes |
de blaasbalg m
- een luchtzak die samengedrukt kan worden om een sterke luchtstroom te veroorzaken
- blaasbalgberoker, blaasbalghals, blaasbalgklep, blaasbalgleer, blaasbalgmaker, blaasbalgpijp, blaasbalgtrekker
1. een luchtzak die samengedrukt kan worden om een sterke luchtstroom te veroorzaken
- Het woord blaasbalg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "blaasbalg" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "blaasbalg" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ blaasbalg op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be