Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·nen·tuin
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord binnentuin binnentuinen
verkleinwoord binnentuintje binnentuintjes

Zelfstandig naamwoord

de binnentuinm

  1. (bouwkunde) door een of meer gebouwen en muren omsloten gebied bestemd om planten te laten groeien
     Achter de drie met betonnen lijsten gemarkeerde ingangen ligt niet een hal rondom een betonnen kern met liften en trappen, maar een ruime binnentuin vanwaar twee brede gebogen trappen dwars door het gebouw voeren naar een gemeenschappelijke ruimte die grenst aan een groot terras.[2]
     ‘Deze verborgen binnentuinen aan de grachten zijn als een eilandenrijk”, zegt de Leidse bioloog Menno Schilthuizen terwijl hij om zich heen wijst in een fraaie tuin tussen Keizersgracht en Herengracht, de tuin van fotografiemuseum Foam. „Ze liggen geïsoleerd door de hoge huizenrijen eromheen. We spreken van het ‘eilandeffect’.[3]
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Bernard Hulsman
    “Het eerste goede gebouw op de Amsterdamse Zuidas: ‘The George’” (9 september 2020) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Kester Freriks
    “Ongekende rijkdom in grachtentuinen” (4 september 2020) op nrc.nl