• atri·um·tuin
enkelvoud meervoud
naamwoord atriumtuin atriumtuinen
verkleinwoord - -

de atriumtuinm

  1. (bouwkunde) ruimte met planten waar daglicht van boven kan binnenkomen en die door delen van een gebouw omringd is of in een gebouw ligt
     Bijzonder is de atriumtuin die aan de binnenzijde van het pand wordt gerealiseerd. Op het pand van het ministerie van Financiën bevindt zich een glazen koepel. Daaronder wordt een vergadercentrum ingericht. Op dit vergadercentrum wordt de atriumtuin geplaatst. Deze tuin wordt als subtropische binnentuin gerealiseerd: er worden acht bomen met een hoogte van ten minste 8 m geplaatst.[1]
     De tuinen in Voor-Azië, Griekenland, het Romeinse Rijk en de Middeleeuwen hebben elk specifieke kenmerken; zoals de bevloeide gebruikstuin in Perzië, (‘Paradiso’ genaamd), de daktuinen bij de koningsburcht in Babylonië, de Romeinse atriumtuin met bassin en potplanten, zoals we die nog kunnen bekijken in Pompeï, de kloostertuin, het doolhof en de ‘Liebesgarten’ uit de Middeleeuwse periode.[2]
  1.   Weblink bron Twee daktuinen toegepast bij renovatie ministerie van Financiën, Lindeman Uitgevers b.v., Heerhugowaard in: Roofs, jrg. 16 nr. 11 (december 2007), p. 41
  2.   Weblink bron
    Christian Vermander
    “Tuinkunst: een visie op vrije ruimte” (22 april 1986) op archipelvzw.be