• bij·een

bijeen

  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord: tezamen in een groep
    • bijeenzijn: Zij waren die dag bijeen om het jubileum te vieren. 
  2. in elkaars nabijheid
    • Alles bijeen zal het dus wel op een kleine 100 regels neerkomen. [1]
     En sta tezamen, maar niet te dicht bijeen:[2]
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. Perron, E. du
    "brief aan Menno ter Braak, 5 oktober 1932" in: Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940 (herziene editie) op website: DBNL.nl
    ; geraadpleegd 2015-08-01
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be