• be·zwa·rend
vervoeging van: bezwaren
verbogen vorm: bezwarende

bezwarend

  1. onvoltooid deelwoord van bezwaren
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bezwarend bezwarender bezwarendst
verbogen bezwarende bezwarendere bezwarendste
partitief bezwarends bezwarenders -

bezwarend

  1. hinder veroorzakend
  2. van zaken dat ze het schuldig zijn van de verdachte waarschijnlijker maken
    • Uit de aanklacht van de fiscus blijkt dat er zoveel bezwarende elementen tegen Caminero waren dat die nu vier jaar cel en een megaboete van 4 miljoen euro eist. [1] 
    • Op woensdag 5 februari beslist de politie of er voldoende bezwarende elementen zijn om de zaak voor te leggen aan een onderzoeksrechter. [2] 
    • De vriendin van Brown legde echter bezwarende getuigenissen af, maar trok die later weer in. [3] 
93 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]