bezettingsgraad
- be·zet·tings·graad
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bezettingsgraad | bezettingsgraden |
verkleinwoord |
de bezettingsgraad m
- (economie) de mate waarin een bepaalde faciliteit gebruikt wordt
- ▸ Italiaanse hotels hebben een ‘pikante’ oplossing gevonden om hun door de coronacrisis sterk gedaalde bezettingsgraad op te vijzelen. In Rome worden nu ook kamers per middag of zelfs per uur aangeboden, handig voor minnaars die op zoek zijn naar een liefdesnestje.[2]
- ▸ Vooral hotelpersoneel zit met de handen in het haar. De afgelopen maand zaten de hotels in de stad op een bezettingsgraad tussen de twintig en dertig procent.[3]
1. de mate waarin een bepaalde faciliteit gebruikt wordt
- Het woord bezettingsgraad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Angelo van Schaik“Italiaanse hotels vinden ‘pikante’ oplossing om meer klanten te trekken” (29 jul. 2020), Tubantia
- ↑ Weblink bron RICHARD VAN DE CROMMERT“Toerist weet Amsterdam nog amper te vinden” (20 aug. 2020), De Telegraaf