• be·weeg·kracht
enkelvoud meervoud
naamwoord beweegkracht beweegkrachten
verkleinwoord - -

de beweegkrachtv / m

  1. (natuurkunde) invloed die iets van plaats of stand doet veranderen
     De vanaf de jaren dertig van de negentiende eeuw ondernomen experimenten om elektriciteit in mechanische beweegkracht om te zetten, bleven eerst zonder succes.[2]
  2. (figuurlijk) oorzaak van de gedrevenheid waarmee mensen zich inzetten
     U zegt, dat het geloof in elk geval een machtige beweegkracht is geweest.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    M. Davids e.a.
    3 Van stoom naar stroom: de veranderingen in aandrijfkracht in de industrie in:
    J.W. Schot e.a. (red.)
    Techniek in Nederland in de twintigste eeuw. Deel 6. Stad, bouw, industriële productie. (2003), Stichting Historie der Techniek, Eindhoven / Walburg Pers, Zutphen, ISBN 9057300699, p. 276
  3.   Weblink bron “‘Het is me niet mogelik een mening juist te vinden, omdat ze aangenaam is’. Brieven van Marcellus Emants aan Gonne Loman-van Uildriks, 1904-1909.” (2000), Letterkundig Museum, Den Haag, ISBN 9076314543, p. 74