Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·vol·kings·groep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bevolkingsgroep bevolkingsgroepen
verkleinwoord bevolkingsgroepje bevolkingsgroepjes

Zelfstandig naamwoord

de bevolkingsgroepv / m

  1. een bepaald deel van de bevolking met een bepaald kenmerk in een samenleving of gebied
    • De bevolkingsgroep van 25 tot 64 jaar zal in Europa flink afnemen. 
    • De Pathanen zijn de grootste bevolkingsgroep van Afghanistan. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be