bereik
- be·reik
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bereik | - |
verkleinwoord | - | - |
het bereik o
- de afstand die afgelegd kan worden, de invloed die uitgeoefend kan worden
- Wat is het bereik van je nieuwe auto?
- Het bereik van deze krant is heel groot
- beschikbaar zijn van een bruikbaar wifi- of gsm-signaal
- ▸ Hier in de uitgestrekte woestijn was er weinig tot geen internetverbinding, maar zodra ik een hoge bergpas overliep checkte ik altijd even of er daar misschien wél bereik was doordat er een stad in de verte lag.[2]
- [1] actieradius
- [1] reikwijdte
- [1] frequentiebereik, golfbereik, handbereik, meetbereik, stembereik, vaarbereik, variabelenbereik, vliegbereik, zendbereik
- buiten het bereik liggen
te moeilijk voor iemand om te doen
- ∗ Want wat een matig gedresseerde aap voor elkaar kon krijgen, lag buiten het bereik van met name haar vader.[3]
1. de afstand die afgelegd kan worden
vervoeging van |
---|
bereiken |
bereik
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bereiken
- Ik bereik.
- gebiedende wijs van bereiken
- Bereik!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bereiken
- Bereik je?
- Het woord bereik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bereik" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ bereik op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be