bekleed
- be·kleed
- vervoeging van bekleden: de stam zonder -d omdat de stam al op -d eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bekleed | bekleder | bekleedst |
verbogen | beklede | bekledere | bekleedste |
partitief | bekleeds | bekleders | - |
bekleed
- (meubel) voorzien van een bedekking met zachter materiaal
vervoeging van |
---|
bekleden |
bekleed
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekleden
- Ik bekleed.
- gebiedende wijs van bekleden
- Bekleed!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekleden
- Bekleed je?
vervoeging van: | bekleden… |
verbogen vorm: | bekleede |
bekleed
- voltooid deelwoord van bekleden
- Het woord bekleed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bekleed" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be