bedruipen
- be·drui·pen
- In de betekenis van ‘zich(zelf), financieel voor zichzelf kunnen zorgen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1539 [1]
- afgeleid van druipen met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bedruipen |
bedroop |
bedropen |
klasse 2 | volledig |
bedruipen
- overgankelijk (kookkunst) druppelsgewijs vochtig houden
- Een kalkoen blijft heerlijk mals als je deze tijdens het braden regelmatig bedruipt met braadvocht.
- wederkerend zich ~: zich redden, voor zichzelf zorgen
- Oh, die weet zich wel te bedruipen, hoor!
2. zich ~: zich redden, voor zichzelf zorgen
- Het woord bedruipen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedruipen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "bedruipen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bedruipen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be