• be·del·or·de
enkelvoud meervoud
naamwoord bedelorde bedelorden
bedelordes
verkleinwoord

de bedelordev

  1. (religie) soort kloosterorde die afhankelijk is van giften
    • Toen Ton Harmes twee weken geleden een actie voor crowdfunding begon om Polare-boekhandel Dominicanen in Maastricht over te nemen, zei iemand tegen hem: „Nu is Dominicanen een bedelorde geworden.” Harmes vindt daar wel iets in zitten: „Crowdfunding is inderdaad een moderne manier van bedelen”. [2] 
    • De bedelorde van de karmelieten begon in 1468 met de bouw van het klooster, dat nu het museum herbergt. In de zeventiende en achttiende eeuw zat er een ziekenhuis in, dat wordt gezien als voorloper van het Academisch ziekenhuis in Utrecht. [3] 
    • De naam van de heilige Sint Franciscus staat voor een leven van armoede. Franciscus was de zoon van een welgestelde lakenkoopman. Hij zwoer echter de rijkdom af en stichtte bedelorden. Dat zorgde voor een vernieuwing van de Katholieke Kerk. [4] 
88 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[5]